Dars-e dovvom

Neda, Amanda, Rabert & Nader


2.1
Arman: Salam Sara, chetor-i?
Arman: Dag Sara, hoe gaat het?
Arman: Hello Sara, how are you?
Sara: Khoob-am, to chetor-i?
Sara: Met mij heel goed, hoe gaat het met jou?
Sara: I am fine, how are you?
Arman: Kheyli khoob-am, mamnoon.
Arman: Ik ben heel goed, dank je wel.
Arman: I am really good, thank you.

Neda: Salam khanom mo'allem.
Neda: Dag mevrouw docent.
Neda: Hello Mrs. teacher.
Khanom Nadereh: Salam Neda-jan, halet khoob ast?
Mevrouw Nadereh: Dag Neda, is het goed met je?
Mrs. Nadereh: Hello dear Neda, are you alright?
Neda: Bale, khoob-am kheyli, shoma chetori?
Neda: Ja, ik ben heel goed, hoe gaat het met u?
Neda: Yes, I am really fine, how are you?
Khanom Nadereh: Man ham (=manam) khoobam motshakeram.
Mevrouw Nadereh: Met mij gaat het ook goed, ik dank je wel.
Mrs. Nadereh: I am fine too, I thank you very much.


.
.
.
.
.
.
(Re): Baran, Robert, mar
(R): Regen, Robert, slang
(R): Rain, Robert, snake
(Alef): Abr, man, anar
(A): Wolk, ik, granaatappel
(A): Cloud, I, pomegranate
(Dal): Nader, Amanda, badam
(D): Nader, Amanda, amandel
(D): Nader, Amanda, almond

2.6
In ab ast. Dit is water. This is water.
In nan ast. Dit is brood. This is bread.

Man ab daram. Ik heb water. I have water.
Man nan daram. Ik heb brood. I have bread.

Baba ab darad. Papa heeft water. Dad has water.
Maman nan darad. Mama heeft brood. Mam has bread.
.
EXTRA WOORDEN (Farsi asan methode)
.
Estakhr Zwembad Swimming pool
Edare Kantoor Office
Ezdevaj Huwelijk Marriage
Ojagh Haard Fireplace
Olagh/khar Ezel Donkey
Otoo Strijkijzer Iron
Dar Deur Door
Derakht Boom Tree
Dast Hand Hand
Zorrat Mais Corn
Zarre Deeltje Particle
Zarrebin Vergrootglas Magnifying glass
Vaks Schoenpoets Polish
Gav Koe Cow
Varagh Blad Leaflet
Vaksan Vaccin Vaccine
Rah Weg Road
Mard Man Man
Rang Kleur Colour
Zan Vrouw Woman
Zarde Eidooier Yolk
Zanboor Bij Bee
Ezhdaha Draak Dragon
Zhandarm Politieagent Genderme
Zhakat Jasje Jacket
Mah Maan Moon
Hadaf Richting Aim
Shahab Vallende ster Shooting star
.
EXTRA GRAMMATICA
.
Dashtan Hebben To have

Daram Ik heb I have
Dari Jij hebt You have
Darad Hij/Zij heeft He/she has
Darim Wij hebben We have
Darid Jullie hebben You have
Darand Zij hebben They have
.
Nadaram Ik heb niet I don't have
Nadari Jij bent niet You don't have
Nadarad Hij/Zij heeft niet He/She don't have
Nadararim Wij hebben niet We don't have
Nadarid Jullie hebben niet You don't have
Nadarand Zij hebben niet They don't have

Boodan Zijn To be

Hastam Ik ben I am
Hasti Jij bent You are
Hast Hij/Zij is He/She is
Hastim Wij zijn We are
Hastid Jullie zijn You are
Hastand Zij zijn They are

Nistam Ik ben niet I am not
Nisti Jij bent niet You are not
Nist Hij/Zij is niet He/She is not
Nistim Wij zijn niet We are not
Nistid Jullie zijn niet You are not
Nistand Zij zijn niet They are not